Geen fiscaal ondernemerschap voor inkomstenbelasting bij werkzaamheden zonder zelfstandig karakter

In een recente zaak voor Hof Amsterdam speelde de vraag of de uitoefening van werkzaamheden uit hoofde van een eenmanszaak in een specifiek geval konden worden aangemerkt als een onderneming voor de inkomstenbelasting.

 

Volledig bericht

Voor fiscale doeleinden maakt het verschil of inkomsten kunnen worden aangemerkt als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden. Bij winst uit onderneming kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van een aantal fiscale faciliteiten voor ondernemers, zoals de zelfstandigenaftrek, de investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving en de vorming van een oudedagsreserve. Deze faciliteiten staan echter niet open indien sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. Daarnaast is ook de per 1 januari 2007 ingevoerde MKB-winstvrijstelling niet van toepassing bij resultaat uit overige werkzaamheden en wel bij winst uit onderneming. Of sprake is van winst uit onderneming hangt veelal af van de feitelijke omstandigheden van het geval.
 
In een recente zaak voor Hof Amsterdam speelde de vraag of de uitoefening van werkzaamheden uit hoofde van een eenmanszaak in een specifiek geval konden worden aangemerkt als een onderneming voor de inkomstenbelasting. Het ging in deze zaak om een man die, naast zijn volledige baan als buschauffeur, een koeriersbedrijf als eenmanszaak exploiteerde. De man had het koeriersbedrijf in 1999 laten inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De werkzaamheden van het bedrijf bestonden onder meer uit plaatsing, reparatie en onderhoud van cv’s en airco’s voor een bepaalde opdrachtgever.
 
In zijn aangiften inkomstenbelasting voor 2001 en 2002 had de man de inkomsten uit het bedrijf aangegeven als winst uit onderneming. Tevens had hij diverse ondernemingsfaciliteiten (onder meer de investeringsaftrek) geclaimd. De inspecteur corrigeerde deze aangiften 2001 en 2002 op diverse punten, ook voor wat betreft de ondernemingsfaciliteiten. De inspecteur stelde zich daarbij op het standpunt dat geen sprake was van een onderneming, maar van resultaat uit overige werkzaamheden. Nadat zijn bezwaar hiertegen was afgewezen, ging de man in beroep bij Rechtbank Haarlem. De rechtbank.  stelde de inspecteur in het gelijk. Vervolgens bracht de man de zaak in hoger beroep voor Hof Amsterdam.
 
Het hof stelde voorop dat onder een onderneming wordt verstaan: een organisatie van arbeid en kapitaal, gericht op deelname aan het maatschappelijke productieproces met het oogmerk om winst te behalen. Op grond van de wet wordt de uitoefening van het zelfstandige beroep ook als onderneming aangemerkt.
 
Bepalend voor de vraag of de man als zelfstandige beroepsbeoefenaar werkzaamheden verrichtte in een voor zijn rekening gedreven onderneming, was volgens het hof:

  • dat de man voldoende zelfstandigheid bezat ten opzichte van zijn opdrachtgevers;
  • dat hij niet slechts incidenteel opdrachten aanvaardde maar streefde naar continuïteit door het verkrijgen van verschillende opdrachten; en
  • dat hij ondernemingsrisico liep.

Daarbij was voor het lopen van ondernemingsrisico relevant of de man voor het verwerven van opbrengsten afhankelijk was van het zelfstandig aantrekken en behouden van opdrachtgevers en of in het kader van de beroepsuitoefening risico’s van enige betekenis werden gelopen ter zake van investeringen in bedrijfsmiddelen of ter zake van debiteuren.
 
Het hof overwoog dat de man maar één opdrachtgever had en dat hij zijn werkzaamheden bij cliënten van de opdrachtgever uitsluitend onder verantwoordelijkheid van die opdrachtgever verrichtte. Verder zond de man uitsluitend aan deze opdrachtgever facturen voor zijn uren en zijn onkosten, waarbij hij geen debiteurenrisico van enig belang liep. Ook nam het hof in aanmerking dat de man zijn werkzaamheden voor de opdrachtgever verrichtte naast zijn volledige baan, dat de afspraken tussen de man en zijn opdrachtgever niet in een contract waren vastgelegd en dat de man naar derden niet als zelfstandige optrad.
 
Gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden van de man, oordeelde het hof dat geen sprake was van fiscaal ondernemerschap voor de inkomstenbelasting. Het daarvoor noodzakelijke zelfstandige karakter ontbrak en ook was geen sprake van het lopen van risico. Het hof stelde de inspecteur in het gelijk en concludeerde – evenals de rechtbank – dat de opbrengsten moesten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
 
Bron: Hof Amsterdam, 25-2-2009, nr. 07/00802 en 07/00803

Auteur: paulvanreen

Indien u op zoek bent naar een professionele en flexibele oplossing voor de administratie van uw bedrijf, bent u bij VRS Consultancy aan het juiste adres. Wij kunnen u als gevolg van een gedegen niveau in combinatie met jarenlange ervaring als freelance administrateur ondersteunen in diverse situaties.