Bestelauto bleek geen bestelauto

Wanneer een auto niet voldoet aan de eisen voor toepassing van het bestelautotarief, is een naheffingsaanslag gegrond, ondanks ‘goede trouw’ van de eigenaar. De geringe verwijtbaarheid van de eigenaar geeft wel aanleiding de opgelegde boete te matigen.

Wanneer een auto niet voldoet aan de eisen voor toepassing van het bestelautotarief, is een naheffingsaanslag gegrond, ondanks ‘goede trouw’ van de eigenaar. De geringe verwijtbaarheid van de eigenaar geeft wel aanleiding de opgelegde boete te matigen.

Casus
Een man heeft over het tijdvak 2 januari 2007 tot en met 3 november 2007 motorrijtuigenbelasting voor zijn auto voldaan naar het bestelautotarief.
Bij een controle is geconstateerd dat de auto niet voldeed aan de eisen van artikel 3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (de Wet). De auto heeft namelijk een overkapping met aan beide zijden ramen, een cabine van 110 cm hoog die is voorzien van een achter de bestuurder in de rijrichting geplaatste bank, alsmede een laadruimte die niet (meer dan) tweemaal de lengte van de cabine heeft.
Aan de man is daarom een naheffingsaanslag (op basis van het verschil tussen het bestelautotarief en het volgens de inspecteur verschuldigde personenautotarief) en een verzuimboete opgelegd.
Geschil
Het gaat in deze zaak om de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Ook is in geschil of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
De man vindt van niet. Hij voert aan dat de auto, toen hij deze (tweedehands) aanschafte, al een grijs kenteken had en dat hij zelf geen veranderingen aan de auto heeft aangebracht. Hij is van mening dat hij er daarom op mocht vertrouwen dat de auto voor het bestelautotarief in aanmerking kwam. Hij heeft de auto bovendien ook altijd als bedrijfsauto gebruikt.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de inrichting van de auto beslissend is voor de vraag welk tarief van toepassing is. Nu de auto is ingericht als personenauto, moest motorrijtuigenbelasting naar het personenautotarief worden betaald.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de motorrijtuigenbelasting een aangiftebelasting is. Daaruit vloeit voort dat de man als houder van het motorrijtuig verantwoordelijk is voor een juiste aangifte en betaling van het juiste bedrag aan belasting.
Vaststaat dat de auto ten tijde van de controle niet voldeed aan de voorwaarden voor toepassing van het bestelautotarief.
De door de man aangevoerde omstandigheden – de onjuiste indeling in het kentekenregister en het feit dat de garagehouder de auto als bestelauto heeft verkocht – brengen naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat hij erop mocht vertrouwen dat toch het bestelautotarief van toepassing is.
De rechtbank overweegt dat de toepassing van het (hogere) tarief voor personenauto’s rechtstreeks uit de Wet voortvloeit. Of de man enig verwijt kan worden gemaakt, speelt daarbij geen rol. Evenmin is van belang is dat de man de auto uitsluitend voor de uitoefening van zijn bedrijf heeft gebruikt.
De rechtbank ziet in de door de man aangevoerde omstandigheden wel aanleiding om de opgelegde boete te matigen. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een geringe mate van verwijtbaarheid.
Beslissing
De rechtbank handhaaft de naheffingsaanslag en vermindert de boete.

Bron: Rechtbank ’s-Gravenhage, AWB 08/895 MRB >>

© Jurisprudentie Salarisnet

Auteur: paulvanreen

Indien u op zoek bent naar een professionele en flexibele oplossing voor de administratie van uw bedrijf, bent u bij VRS Consultancy aan het juiste adres. Wij kunnen u als gevolg van een gedegen niveau in combinatie met jarenlange ervaring als freelance administrateur ondersteunen in diverse situaties.