Ondernemers die btw aan hun afnemers hebben gefactureerd en deze aan de Belastingdienst hebben betaald, kunnen bij (geheel of gedeeltelijk) niet-betalen van de factuur deze btw van de Belastingdienst terugvragen. De wettelijke regeling vereist dat dit via een apart verzoek gaat en niet via de reguliere btw-aangifte. Hof Amsterdam heeft onlangs in deze zin beslist.
In de onderhavige procedure had de inspecteur aan een vof (een accountants- en belastingadvieskantoor) een naheffingsaanslag met verzuimboete opgelegd over het tijdvak januari 2008, omdat de vof niet alle informatie had verstrekt over de opbouw van de afgetrokken voorbelasting. In de bezwaarfase bleek dat in de voorbelasting een bedrag van € 9.052 aan btw is begrepen die ziet op oninbare vorderingen. De inspecteur liet de naheffing voor dit deel in stand, omdat hij meende dat de vof deze btw via een apart verzoek had moeten terugvragen. Het Hof wijst de vof er op dat de wettelijke bepaling verplicht tot het indienen van een afzonderlijk verzoek om teruggaaf van btw ter zake van leveringen en diensten die niet is of zal worden betaald. Alleen de btw begrepen in creditnota’s mag op basis van een goedkeuring rechtstreeks op de aangifte in mindering worden gebracht. De verzuimboete bleef eveneens in stand omdat de vof in hoger beroep daartegen geen inhoudelijke grieven had aangevoerd.
Het Hof verklaarde het hoger beroep van de vof ongegrond.
Bron: Hof Amsterdam, 4-4-2013, nr. 12/00096 (gepubliceerd 17-4-2013).