Management fee geen basis voor fictief loon

In principe wordt het fictief loon van een dga die enig werknemer is van zijn bv en waarbij de opbrengsten van de bv geheel te danken zijn aan zijn werkzaamheden, bepaald aan de hand van de opbrengsten van de bv. In een zaak voor Hof Den Haag kwam een uitzondering op deze regel aan de orde.

Een dga was enig werknemer van een bv en bezat tevens alle aandelen. Hij werkte voornamelijk voor een dochter van deze bv.

 

In principe wordt het fictief loon van een dga die enig werknemer is van zijn bv en waarbij de opbrengsten van de bv geheel te danken zijn aan zijn werkzaamheden, bepaald aan de hand van de opbrengsten van de bv. In een zaak voor Hof Den Haag kwam een uitzondering op deze regel aan de orde.


Casus

Een dga was enig werknemer van een bv en bezat tevens alle aandelen. Zijn werkzaamheden voor de bv bestonden voornamelijk uit werkzaamheden voor een dochter van deze bv.

Zijn bv ontving daarvoor een managementvergoeding van € 12.000 per jaar. De inspecteur stelde het gebruikelijk loon van de dga over 2002 vast op € 17.329. De dga vond dit te hoog en procedeerde door tot aan het hof. Net als de rechtbank benadrukte het hof dat het fictief loon in het algemeen kan worden bepaald aan de hand van het salaris dat andere werknemers met soortgelijke dienstbetrekkingen verdienen. Echter in een situatie als in deze zaak, waarin de opbrengsten van de bv (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de dga verrichte arbeid, is het ook mogelijk het fictief loon te berekenen op basis van de opbrengsten van de bv, verminderd met de kosten, lasten en afschrijvingen.

Maatstaf
In deze zaak bestond het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening van de bv echter voor 85% uit huuropbrengsten waarvan het beheer volledig werd uitbesteed. De dga had hier dus geen enkele bemoeienis mee. Hierdoor konden de opbrengsten van de bv geen goede maatstaf vormen voor de bepaling van de hoogte van het fictief loon van de dga, aldus het hof. Het hof zag ook geen reden om de hoogte van het fictief loon te bepalen aan de hand van de managementvergoeding verminderd met een kostenaftrek. De dga had namelijk niet inzichtelijk gemaakt op welke manier die vergoeding was bepaald. Zo was het onduidelijk of de hoogte daarvan was bepaald aan de hand van het aantal door de dga te werken uren en of het uurloon marktconform was vastgesteld. Het fictief loon werd dan ook niet lager dan € 17.329 vastgesteld.
Bron:
• Hof Den Haag, 8 juli 2008, nr. 07/00015

Ondernemers maken nog niet optimaal gebruik van fiscale aftrekposten

Diverse aftrekposten zijn onbekend bij ondernemers en fiscale intermediairs en worden daardoor niet optimaal benut.

Diverse aftrekposten zijn onbekend bij ondernemers en fiscale intermediairs en worden daardoor niet optimaal benut. Dat constateert Koos van der Meulen, belastinginspecteur in Leeuwarden. Hij noemt de aftrekpost voor milieu- en energiekosten en de investeringsaftrek. Ondernemers kunnen hun investeringen beter over meerdere jaren verspreiden, want naarmate ze meer investeren in een jaar wordt de aftrekpost kleiner. Tevens is het raadzaam dat ondernemers in energiezuinige auto`s gaan rijden. De bijtelling voor wagens met een geringe uitstoot van CO2 is verlaagd van 25% naar 14%.

De Belastingdienst staat dit jaar toe dat mkb`ers sommige investeringen sneller van de winst mogen afschrijven. Daar profiteren ze echter pas van in 2010, als aangifte wordt gedaan over 2009. Van der Meulen raadt ondernemers tevens aan om voor 1 april 2009 uitstel aan te vragen voor de aangifte van hun inkomstenbelasting. Daardoor hebben ze meer tijd om de kwaliteit van de aangifte te verhogen.

Tevens adviseert hij ondernemers om bij complexe fiscale momenten contact op te nemen met de Belastingdienst. Zodra ondernemers in aanmerking komen voor zelfstandigenaftrek, moeten ze dit aantonen met een actuele en onderbouwde urenadministratie.

Bron: de zaak

EIM: financiële gevolgen van ondernemer worden kunnen ingrijpend zijn

De financiële gevolgen van de stap van werknemerschap naar ondernemerschap kunnen ingrijpend zijn. Daarin spelen veel aspecten een rol, zoals de aard van het inkomen en de fiscale en sociale wetgeving.

De financiële gevolgen van de stap van werknemerschap naar ondernemerschap kunnen ingrijpend zijn. Daarin spelen veel aspecten een rol, zoals de aard van het inkomen en de fiscale en sociale wetgeving. EIM heeft onderzoek uitgevoerd naar verschillen tussen werknemers en ondernemers waar het gaat om directe kosten en baten. De financiële gevolgen van de stap van werknemer naar ondernemer lijkt voor de starter niet een belangrijke afwegingsfactor te zijn.

Niet alle ondernemers blijken in de praktijk op voorhand bewust te zijn van de consequenties van de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap. Zeker wanneer het gaat om de (exacte) financiële gevolgen – de direct opportunity costs – is er onder de geïnterviewde ondernemers een verschillende mate van bewustzijn. De direct opportunity costs lijken op basis van de door EIM gevoerde interviews geen belangrijke afwegingsfactor bij de keuze om te starten als ondernemer. De stap van werknemer naar ondernemer brengt op verschillende gebieden veranderingen met zich mee. Veranderingen zijn waar te nemen op verschillende (financiële) gebieden. Zo verandert voor een ondernemer het inkomen; het vaste bruto en netto loon uit dienstbetrekking verandert in onzekere omzet en winst.

 

Er zijn voor ondernemers verschillende belastingvoordelen die niet beschikbaar zijn voor werknemers (o.a. verschillende aftrekposten). Een ondernemer moet meer zelf regelen wanneer het aankomt op sociale voorzieningen voor de korte, middellange en lange termijn. De risico’s van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid zijn niet meer automatisch verzekerd. De te betalen premies voor sociale zekerheid veranderen; het werkgeversdeel van veel sociale voorzieningen moet de ondernemer nu zelf betalen. Ondernemers zijn vaak meer geld kwijt aan het ‘inkopen’ van informatie. Het gaat hier bijvoorbeeld om up-to-date blijven van nieuwe (technische) ontwikkelingen, belastingadvies en het inhuren van bijvoorbeeld een administratiekantoor.
Voor de overheid is er een aantal aanknopingspunten voor het beleid, die voortkomen uit dit onderzoek. Om als ondernemer goed te starten en de juiste keuzes te maken is informatie belangrijk. Een goede informatievoorziening over de direct opportunity costs kan bijdragen aan het verlagen van deze kosten. Wanneer een (potentiële) ondernemer weet wat de gevolgen zijn en wat mogelijk is, is de ondernemer in staat om de juiste keuzes te maken waarmee de mogelijkheden zo optimaal mogelijk worden benut. Veel ondernemers hebben geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Vooral de bekendheid van de vrijwillige verzekering van het UWV vraagt hierbij mogelijk meer aandacht. De particuliere verzekeringsmarkt heeft op het moment niet altijd een betrouwbaar imago in de ogen van de ondernemer, zeker kijkend naar de financiële crisis. De overheid (en het UWV in het verlengde) heeft daarbij mogelijk een sterker en betrouwbaarder imago. Dit biedt kansen voor de overheid om te werken aan de positionering van de vrijwillige verzekering van het UWV.

Mkb betaalt teveel rente aan grote banken

Mkb-ondernemers betalen de grote banken al jaren een extra opslag van 0,75 procent op rekening-courant kredieten. Dit blijkt uit onderzoek door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).

Mkb-ondernemers betalen de grote banken al jaren een extra opslag van 0,75 procent op rekening-courant kredieten. Dit blijkt uit onderzoek door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Toch constateert de organisatie geen overtreding van de mededingingswet.

 

Bij de Mkb-kredieten wordt meestal een basisrente, waarin een vaste renteopslag zit, gehanteerd die in de periode 1990 tot medio 2007 bij alle banken voor alle MKB-klanten gelijk was. Deze renteopslag wordt echter niet in rekening gebracht bij grote bedrijven. Volgens de NMa kan dit veroorzaakt worden door individuele marktmacht of  oligopolisch volggedrag van de drie grote banken.


Groot marktaandeel

De drie grote banken hebben samen een marktaandeel van 85% in de Mkb-markt. Bovendien is overstappen naar een andere bank niet makkelijk: het rekening-courant krediet is gekoppeld aan een rekening die de ondernemer niet mee krijgt. Het bedrijf moet dan dus al zijn zaken via een nieuwe bankrekening laten lopen. De NMa dringt er dan ook op aan dat een mkb’er zijn banknummer moet kunnen houden.


Onverklaarbaar
De drie grote banken kunnen zelf niet verklaren waarom in de basisrente voor mkb’ers een extra opslag van 0,75 procent zit. Op een krediet van 1 miljoen euro betaalt de ondernemer dus 7500 euro te veel.

 

Bron: ANP en Zibb.nl

Huwelijksfeest toekomstig dga op kosten van BV

Kosten huwelijksfeest van een toekomstig directeur van BV werden gedeeltelijk door de BV vergoed. In dit geval terecht, zo besliste Rechtbank Arnhem onlangs.

 

Casus

Een man is in dienst bij een BV en heeft 1/3e deel van de aandelen van de BV. Zijn vader is bestuurder van de BV en houder van de rest van de aandelen. Op 10 juni 2004 treedt de man in het huwelijk. Voor het huwelijksfeest nodigt hij 145 personen uit, waaronder 61 zakelijke relaties van de BV. De BV neemt 61/145e deel van de kosten van het feest voor haar rekening. De man is uiteindelijk zijn vader opgevolgd en directeur en enig aandeelhouder van de BV geworden.

De inspecteur heeft de BV over het jaar 2004 in verband met het door de BV betaalde deel van de kosten van het huwelijksfeest (hierna: de vergoeding) een naheffingsaanslag loonbelasting/pvv (lb/pvv) opgelegd, die in bezwaar is gehandhaafd. Hiertegen heeft de BV beroep ingesteld bij de rechtbank.

 

Geschil

Het gaat in deze zaak om de vraag of de vergoeding tot het belastbare loon van de man behoort.
De BV beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

 

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat eerst moet worden beoordeeld of de vergoeding zijn oorsprong vindt in de dienstbetrekking van de man. De rechtbank is van oordeel dat dit inderdaad het geval is. Immers, de zakelijke relaties op het huwelijksfeest waren uitgenodigd met het oog op de in 2004 al beoogde bedrijfsopvolging.

Vervolgens is aan de orde de vraag of de vergoeding geacht kan worden te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (artikel 15, aanhef, en onder a van de Wet op de loonbelasting 1964). In eerdere uitspraken is beslist dat in zijn algemeenheid een huwelijk een gebeurtenis is van zodanige persoonlijke aard dat met de daaraan verbonden kosten geen zakelijk belang wordt gediend, maar dat bijzondere omstandigheden een afwijking van deze hoofdregel kunnen rechtvaardigen.

De rechtbank beoordeelt daarom de bijzondere omstandigheden van dit geval. Daarbij kijkt de rechtbank niet alleen naar de functie van de man ten tijde van het huwelijk, maar ook naar zijn toekomstige positie als directeur van de BV.

Privé-motieven
Door de inspecteur is niet weersproken dat de man geen privé-motieven had om de zakelijke relaties uit te nodigen. De inspecteur heeft ook niet weersproken dat het huwelijksfeest een goede gelegenheid vormde om belangrijke zakenrelaties van de BV in een informele sfeer kennis te laten maken met de toekomstige directeur en dat dit voor de BV van groot zakelijk belang was.

Uitzondering
Op grond van deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval inderdaad sprake is van een uitzondering op de hoofdregel. Het aan de zakelijke relaties toe te rekenen (en door de BV vergoede) gedeelte van de kosten van de huwelijksfestiviteiten vormen dus kosten ter behoorlijke vervulling van de (toekomstige) dienstbetrekking van de man. De vergoeding behoort dus niet tot het loon van de man, zodat geen (naheffings)aanslag lb/pvv had mogen worden opgelegd.

 

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot nihil.
Bron: Rechtbank Arnhem, d.d. 19-02-2009