Kosten huwelijksfeest van een toekomstig directeur van BV werden gedeeltelijk door de BV vergoed. In dit geval terecht, zo besliste Rechtbank Arnhem onlangs.
Casus
Een man is in dienst bij een BV en heeft 1/3e deel van de aandelen van de BV. Zijn vader is bestuurder van de BV en houder van de rest van de aandelen. Op 10 juni 2004 treedt de man in het huwelijk. Voor het huwelijksfeest nodigt hij 145 personen uit, waaronder 61 zakelijke relaties van de BV. De BV neemt 61/145e deel van de kosten van het feest voor haar rekening. De man is uiteindelijk zijn vader opgevolgd en directeur en enig aandeelhouder van de BV geworden.
De inspecteur heeft de BV over het jaar 2004 in verband met het door de BV betaalde deel van de kosten van het huwelijksfeest (hierna: de vergoeding) een naheffingsaanslag loonbelasting/pvv (lb/pvv) opgelegd, die in bezwaar is gehandhaafd. Hiertegen heeft de BV beroep ingesteld bij de rechtbank.
Geschil
Het gaat in deze zaak om de vraag of de vergoeding tot het belastbare loon van de man behoort.
De BV beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat eerst moet worden beoordeeld of de vergoeding zijn oorsprong vindt in de dienstbetrekking van de man. De rechtbank is van oordeel dat dit inderdaad het geval is. Immers, de zakelijke relaties op het huwelijksfeest waren uitgenodigd met het oog op de in 2004 al beoogde bedrijfsopvolging.
Vervolgens is aan de orde de vraag of de vergoeding geacht kan worden te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (artikel 15, aanhef, en onder a van de Wet op de loonbelasting 1964). In eerdere uitspraken is beslist dat in zijn algemeenheid een huwelijk een gebeurtenis is van zodanige persoonlijke aard dat met de daaraan verbonden kosten geen zakelijk belang wordt gediend, maar dat bijzondere omstandigheden een afwijking van deze hoofdregel kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank beoordeelt daarom de bijzondere omstandigheden van dit geval. Daarbij kijkt de rechtbank niet alleen naar de functie van de man ten tijde van het huwelijk, maar ook naar zijn toekomstige positie als directeur van de BV.
Privé-motieven
Door de inspecteur is niet weersproken dat de man geen privé-motieven had om de zakelijke relaties uit te nodigen. De inspecteur heeft ook niet weersproken dat het huwelijksfeest een goede gelegenheid vormde om belangrijke zakenrelaties van de BV in een informele sfeer kennis te laten maken met de toekomstige directeur en dat dit voor de BV van groot zakelijk belang was.
Uitzondering
Op grond van deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval inderdaad sprake is van een uitzondering op de hoofdregel. Het aan de zakelijke relaties toe te rekenen (en door de BV vergoede) gedeelte van de kosten van de huwelijksfestiviteiten vormen dus kosten ter behoorlijke vervulling van de (toekomstige) dienstbetrekking van de man. De vergoeding behoort dus niet tot het loon van de man, zodat geen (naheffings)aanslag lb/pvv had mogen worden opgelegd.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot nihil.
Bron: Rechtbank Arnhem, d.d. 19-02-2009