CDA-rapport: uniform belastingtarief

Het Wetenschappelijk Instituut van het CDA bepleit een uniform belastingtarief van 33,25 procent voor alle inkomen uit arbeid.

Het Wetenschappelijk Instituut van het CDA bepleit een uniform belastingtarief van 33,25 procent voor alle inkomen uit arbeid.

 

Om de dan met ongeveer 16 miljard euro teruglopende belastinginkomsten te compenseren, zouden onder meer het hoge en het lage btw-tarief verhoogd moeten worden met respectievelijk 3 en 1 procent. Ook de vermogensrendementsheffing zou met 3,25 procent moeten worden verhoogd. In de voorstellen is verder sprake van een versobering en vereenvoudiging van het aantal heffingskortingen. De hypotheekrenteaftrek blijft in de plannen van het Wetenschappelijk Instituut ongemoeid.

 
Een vlaktaks heeft volgens het rapport veel voordelen. Zo zijn werkgevers verlost van een ingewikkelde administratie en kunnen werknemers met de komst van een loonbegrip meteen op hun loonstrookje hun verdiensten zien. Ook de werklast voor de Belastingdienst wordt verminderd. De werkgelegenheid zou er bovendien met 1 procent (80.000 banen) op vooruit kunnen gaan.

 
Volgens de opstellers van het rapport Een sociale vlaktaks zijn de inkomenseffecten voor mensen beperkt. Hoge inkomens hebben een voordeel bij de aanpassingen, zodat geopperd wordt een topinkomenheffing in te voeren. Volgens het Wetenschappelijk Instituut is het aan de politiek om te bepalen vanaf welk inkomen de heffing moet gelden, maar hoe dan ook zal het volgens het WI een heel kleine groep betreffen. De heffing zou ook zeker minder dan 50 procent moeten bedragen.

 
CDA-staatssecretaris Jan Kees de Jager van Financiën nam het rapport in ontvangst en reageerde positief. ‘Zeer interessante voorstellen, ook goed voor de sociale partners om ernaar te kijken.’ De Jager noemde het ‘zachtjes aan weer tijd voor een grondige herziening’ van het belastingstelsel. De laatste grote herziening was in 2001. Volgens hem zijn een vereenvoudiging van het stelsel en verlaging van de belasting op arbeid de belangrijkste voordelen van een vlaktaks.

 
Maar de invoering van een vlaktaks is een onderwerp voor de volgende Tweede Kamerverkiezingen in 2011 en eventueel voor een volgend kabinet, aldus De Jager. De komende jaren is hij op verzoek van de Kamer wel al bezig met de uniformering van het loonbegrip.

 
     
 
(c) ANP 2009 alle rechten voorbehouden

Een op de acht zelfstandigen kampt met laag inkomen

Zelfstandige ondernemers hebben vaker een laag inkomen dan andere groepen in de Nederlandse economie.

In 2006 had 12,4 procent van alle huishoudens met een zelfstandige ondernemer als hoofdkostwinner een inkomen onder de lage-inkomensgrens

Zelfstandige ondernemers hebben vaker een laag inkomen dan andere groepen in de Nederlandse economie.

 

In 2006 had 12,4 procent van alle huishoudens met een zelfstandige ondernemer als hoofdkostwinner een inkomen onder de lage-inkomensgrens, terwijl het percentage voor heel Nederland op 9,3 procent lag. In totaal betrof het 85.100 zelfstandigen. Dit en meer blijkt uit de eerste editie van de Monitor Inkomens Ondernemers van EIM. De Monitor Inkomens Ondernemers schetst een totaalbeeld van de inkomenspositie van ondernemers en bevat analyses van de belangrijkste trends in de periode 1990-2006.
Geen verbetering inkomenspositie van zelfstandigen
Het percentage zelfstandigen met een laag inkomen is nauwelijks afgenomen ten opzichte van 2005, terwijl landelijk wel sprake was van een duidelijke afname. In conjuncturele dieptepunten als 1993 en 2003 liep het aandeel op tot 16 à 17 procent. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat het aandeel zelfstandigen met een laag inkomen in het huidige economische klimaat zal toenemen tot vergelijkbare hoogte of mogelijk zelfs hoger. Verder zijn veel zelfstandigen met een laag inkomen te vinden in de grote steden. Dit is deels te verklaren door de sterke concentratie van allochtone ondernemers in de grote steden, een groep met een relatief hoger risico op een laag inkomen.
Armoede onder ondernemers beperkt zich niet tot de stedelijke gebieden. Ook in landelijke provincies zoals de noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe is het aantal zelfstandigen met een laag inkomen relatief hoog.
Alleenstaanden, allochtonen en starters meest kwetsbaar
Vooral onder alleenstaande zelfstandigen met of zonder kinderen is het percentage lage inkomens hoog, 1,5 tot 2 keer hoger dan gemiddeld. Ook onder eerste generatie westerse en niet-westerse allochtone ondernemers is het percentage relatief hoog: respectievelijk 21 en 27 procent. Onder startende ondernemers bedraagt het percentage lage inkomens 23 procent, en daarmee behoren zij ook tot de risicogroepen. Armoede onder zelfstandige ondernemers is verder geconcentreerd in de landbouw, horeca en detailhandel. De lage-inkomensgrenzen waren in 2006 op jaarbasis: alleenstaande 10.560 euro, paar zonder kind 14.520 euro, paar met 1 kind 17.640 euro en een eenoudergezin met 1 kind 14.040 euro.
Grote gevolgen voor sociale positie en bedrijf
Een laag inkomen kan voor zelfstandigen grote gevolgen hebben voor het voortbestaan van de onderneming. De overlevingskansen van zelfstandigen die in een bepaald jaar met een laag inkomen worden geconfronteerd, zijn consequent lager dan die van ondernemers met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Een deel van de zelfstandigen met weinig inkomsten, kiest ervoor om te bezuinigen op noodzakelijk levensonderhoud om noodzakelijke investeringen in de onderneming te doen. Daarmee wordt de sociale positie in de maatschappij van deze zelfstandigen en hun gezinnen verzwakt. Ongeveer 6 à 7 procent van de zelfstandigen heeft structureel te maken met meerdere jaren achtereen een laag inkomen.
Meer informatie vindt u de rapportage ‘Monitor Inkomens Ondernemers”. U kunt de rapportage kosteloos downloaden (pdf).
 
(c) ANP 2009 alle rechten voorbehouden