EIM: financiële gevolgen van ondernemer worden kunnen ingrijpend zijn

De financiële gevolgen van de stap van werknemerschap naar ondernemerschap kunnen ingrijpend zijn. Daarin spelen veel aspecten een rol, zoals de aard van het inkomen en de fiscale en sociale wetgeving.

De financiële gevolgen van de stap van werknemerschap naar ondernemerschap kunnen ingrijpend zijn. Daarin spelen veel aspecten een rol, zoals de aard van het inkomen en de fiscale en sociale wetgeving. EIM heeft onderzoek uitgevoerd naar verschillen tussen werknemers en ondernemers waar het gaat om directe kosten en baten. De financiële gevolgen van de stap van werknemer naar ondernemer lijkt voor de starter niet een belangrijke afwegingsfactor te zijn.

Niet alle ondernemers blijken in de praktijk op voorhand bewust te zijn van de consequenties van de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap. Zeker wanneer het gaat om de (exacte) financiële gevolgen – de direct opportunity costs – is er onder de geïnterviewde ondernemers een verschillende mate van bewustzijn. De direct opportunity costs lijken op basis van de door EIM gevoerde interviews geen belangrijke afwegingsfactor bij de keuze om te starten als ondernemer. De stap van werknemer naar ondernemer brengt op verschillende gebieden veranderingen met zich mee. Veranderingen zijn waar te nemen op verschillende (financiële) gebieden. Zo verandert voor een ondernemer het inkomen; het vaste bruto en netto loon uit dienstbetrekking verandert in onzekere omzet en winst.

 

Er zijn voor ondernemers verschillende belastingvoordelen die niet beschikbaar zijn voor werknemers (o.a. verschillende aftrekposten). Een ondernemer moet meer zelf regelen wanneer het aankomt op sociale voorzieningen voor de korte, middellange en lange termijn. De risico’s van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid zijn niet meer automatisch verzekerd. De te betalen premies voor sociale zekerheid veranderen; het werkgeversdeel van veel sociale voorzieningen moet de ondernemer nu zelf betalen. Ondernemers zijn vaak meer geld kwijt aan het ‘inkopen’ van informatie. Het gaat hier bijvoorbeeld om up-to-date blijven van nieuwe (technische) ontwikkelingen, belastingadvies en het inhuren van bijvoorbeeld een administratiekantoor.
Voor de overheid is er een aantal aanknopingspunten voor het beleid, die voortkomen uit dit onderzoek. Om als ondernemer goed te starten en de juiste keuzes te maken is informatie belangrijk. Een goede informatievoorziening over de direct opportunity costs kan bijdragen aan het verlagen van deze kosten. Wanneer een (potentiële) ondernemer weet wat de gevolgen zijn en wat mogelijk is, is de ondernemer in staat om de juiste keuzes te maken waarmee de mogelijkheden zo optimaal mogelijk worden benut. Veel ondernemers hebben geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Vooral de bekendheid van de vrijwillige verzekering van het UWV vraagt hierbij mogelijk meer aandacht. De particuliere verzekeringsmarkt heeft op het moment niet altijd een betrouwbaar imago in de ogen van de ondernemer, zeker kijkend naar de financiële crisis. De overheid (en het UWV in het verlengde) heeft daarbij mogelijk een sterker en betrouwbaarder imago. Dit biedt kansen voor de overheid om te werken aan de positionering van de vrijwillige verzekering van het UWV.

Meer huizenbezitters betalen extra belasting

Mensen met een duur huis moeten in verhouding meer bijdragen aan een zo spoedig mogelijk herstel van de economie. Door inflatie wordt dit aantal de komende jaren snel groter.

Mensen met een duur huis moeten in verhouding meer bijdragen aan een zo spoedig mogelijk herstel van de economie. Door inflatie wordt dit aantal de komende jaren snel groter.  

 

Dit staat in het crisisplan waarover de coalitiepartners woensdag overeenstemming hebben bereikt. Het kabinet was al van plan om bezitters van een pand van meer dan 1 miljoen euro sterker te belasten. In het crisisplan van het kabinet staat dat de grens van 1 miljoen gehandhaafd wordt. Bovendien gaat dit voor steeds meer mensen gelden, doordat op dat bedrag niet langer meer een inflatiecorrectie zal worden toegepast.
 

Duizenden euro’s
De extra belasting voor mensen met een duur huis loopt via het eigenwoningforfait. Hiervoor geldt sinds begin dit jaar geen maximum meer. Daarnaast moeten mensen steeds meer gaan bijtellen als de WOZ-waarde van hun huis boven de 1 miljoen euro ligt. Op dit moment geldt voor een woningwaarde boven de 1 miljoen nog steeds het gewone  percentage van 0,55. Dit zal in de komende jaren echter stapsgewijs worden verhoogd naar 2,35 procent. Dat betekent al snel een extra bijtelling van enkele duizenden euro’s.

 

Bron: ANP

Een op de acht zelfstandigen kampt met laag inkomen

Zelfstandige ondernemers hebben vaker een laag inkomen dan andere groepen in de Nederlandse economie.

In 2006 had 12,4 procent van alle huishoudens met een zelfstandige ondernemer als hoofdkostwinner een inkomen onder de lage-inkomensgrens

Zelfstandige ondernemers hebben vaker een laag inkomen dan andere groepen in de Nederlandse economie.

 

In 2006 had 12,4 procent van alle huishoudens met een zelfstandige ondernemer als hoofdkostwinner een inkomen onder de lage-inkomensgrens, terwijl het percentage voor heel Nederland op 9,3 procent lag. In totaal betrof het 85.100 zelfstandigen. Dit en meer blijkt uit de eerste editie van de Monitor Inkomens Ondernemers van EIM. De Monitor Inkomens Ondernemers schetst een totaalbeeld van de inkomenspositie van ondernemers en bevat analyses van de belangrijkste trends in de periode 1990-2006.
Geen verbetering inkomenspositie van zelfstandigen
Het percentage zelfstandigen met een laag inkomen is nauwelijks afgenomen ten opzichte van 2005, terwijl landelijk wel sprake was van een duidelijke afname. In conjuncturele dieptepunten als 1993 en 2003 liep het aandeel op tot 16 à 17 procent. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat het aandeel zelfstandigen met een laag inkomen in het huidige economische klimaat zal toenemen tot vergelijkbare hoogte of mogelijk zelfs hoger. Verder zijn veel zelfstandigen met een laag inkomen te vinden in de grote steden. Dit is deels te verklaren door de sterke concentratie van allochtone ondernemers in de grote steden, een groep met een relatief hoger risico op een laag inkomen.
Armoede onder ondernemers beperkt zich niet tot de stedelijke gebieden. Ook in landelijke provincies zoals de noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe is het aantal zelfstandigen met een laag inkomen relatief hoog.
Alleenstaanden, allochtonen en starters meest kwetsbaar
Vooral onder alleenstaande zelfstandigen met of zonder kinderen is het percentage lage inkomens hoog, 1,5 tot 2 keer hoger dan gemiddeld. Ook onder eerste generatie westerse en niet-westerse allochtone ondernemers is het percentage relatief hoog: respectievelijk 21 en 27 procent. Onder startende ondernemers bedraagt het percentage lage inkomens 23 procent, en daarmee behoren zij ook tot de risicogroepen. Armoede onder zelfstandige ondernemers is verder geconcentreerd in de landbouw, horeca en detailhandel. De lage-inkomensgrenzen waren in 2006 op jaarbasis: alleenstaande 10.560 euro, paar zonder kind 14.520 euro, paar met 1 kind 17.640 euro en een eenoudergezin met 1 kind 14.040 euro.
Grote gevolgen voor sociale positie en bedrijf
Een laag inkomen kan voor zelfstandigen grote gevolgen hebben voor het voortbestaan van de onderneming. De overlevingskansen van zelfstandigen die in een bepaald jaar met een laag inkomen worden geconfronteerd, zijn consequent lager dan die van ondernemers met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Een deel van de zelfstandigen met weinig inkomsten, kiest ervoor om te bezuinigen op noodzakelijk levensonderhoud om noodzakelijke investeringen in de onderneming te doen. Daarmee wordt de sociale positie in de maatschappij van deze zelfstandigen en hun gezinnen verzwakt. Ongeveer 6 à 7 procent van de zelfstandigen heeft structureel te maken met meerdere jaren achtereen een laag inkomen.
Meer informatie vindt u de rapportage ‘Monitor Inkomens Ondernemers”. U kunt de rapportage kosteloos downloaden (pdf).
 
(c) ANP 2009 alle rechten voorbehouden

Huwelijksfeest toekomstig dga op kosten van BV

Kosten huwelijksfeest van een toekomstig directeur van BV werden gedeeltelijk door de BV vergoed. In dit geval terecht, zo besliste Rechtbank Arnhem onlangs.

 

Casus

Een man is in dienst bij een BV en heeft 1/3e deel van de aandelen van de BV. Zijn vader is bestuurder van de BV en houder van de rest van de aandelen. Op 10 juni 2004 treedt de man in het huwelijk. Voor het huwelijksfeest nodigt hij 145 personen uit, waaronder 61 zakelijke relaties van de BV. De BV neemt 61/145e deel van de kosten van het feest voor haar rekening. De man is uiteindelijk zijn vader opgevolgd en directeur en enig aandeelhouder van de BV geworden.

De inspecteur heeft de BV over het jaar 2004 in verband met het door de BV betaalde deel van de kosten van het huwelijksfeest (hierna: de vergoeding) een naheffingsaanslag loonbelasting/pvv (lb/pvv) opgelegd, die in bezwaar is gehandhaafd. Hiertegen heeft de BV beroep ingesteld bij de rechtbank.

 

Geschil

Het gaat in deze zaak om de vraag of de vergoeding tot het belastbare loon van de man behoort.
De BV beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

 

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat eerst moet worden beoordeeld of de vergoeding zijn oorsprong vindt in de dienstbetrekking van de man. De rechtbank is van oordeel dat dit inderdaad het geval is. Immers, de zakelijke relaties op het huwelijksfeest waren uitgenodigd met het oog op de in 2004 al beoogde bedrijfsopvolging.

Vervolgens is aan de orde de vraag of de vergoeding geacht kan worden te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (artikel 15, aanhef, en onder a van de Wet op de loonbelasting 1964). In eerdere uitspraken is beslist dat in zijn algemeenheid een huwelijk een gebeurtenis is van zodanige persoonlijke aard dat met de daaraan verbonden kosten geen zakelijk belang wordt gediend, maar dat bijzondere omstandigheden een afwijking van deze hoofdregel kunnen rechtvaardigen.

De rechtbank beoordeelt daarom de bijzondere omstandigheden van dit geval. Daarbij kijkt de rechtbank niet alleen naar de functie van de man ten tijde van het huwelijk, maar ook naar zijn toekomstige positie als directeur van de BV.

Privé-motieven
Door de inspecteur is niet weersproken dat de man geen privé-motieven had om de zakelijke relaties uit te nodigen. De inspecteur heeft ook niet weersproken dat het huwelijksfeest een goede gelegenheid vormde om belangrijke zakenrelaties van de BV in een informele sfeer kennis te laten maken met de toekomstige directeur en dat dit voor de BV van groot zakelijk belang was.

Uitzondering
Op grond van deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval inderdaad sprake is van een uitzondering op de hoofdregel. Het aan de zakelijke relaties toe te rekenen (en door de BV vergoede) gedeelte van de kosten van de huwelijksfestiviteiten vormen dus kosten ter behoorlijke vervulling van de (toekomstige) dienstbetrekking van de man. De vergoeding behoort dus niet tot het loon van de man, zodat geen (naheffings)aanslag lb/pvv had mogen worden opgelegd.

 

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot nihil.
Bron: Rechtbank Arnhem, d.d. 19-02-2009

Nieuwe criteria voorbelasting bv

Hof Arnhem heeft nieuwe eisen opgesteld voor het bepalen welk deel van de betaalde btw als voorbelasting mag worden afgetrokken.

Hof Arnhem heeft nieuwe eisen opgesteld voor het bepalen welk deel van de betaalde btw als voorbelasting mag worden afgetrokken.

Doorgaans vraagt een bedrijf voor een deel van zijn activiteiten btw en voor een ander deel niet. Dat deel van de btw die hij zelf betaalt, is als voorbelasting aftrekbaar.

De verdeling gebeurt meestal op basis van de omzet. Soms wordt het bepaald aan de hand van het gebruik van het bedrijfspand. Maar soms is het lastig vast te stellen welk deel van het pand waarvoor wordt gebruikt.

Activiteiten

Het Hof vindt het voldoende als dat voor een deel van het pand precies kan worden vastgesteld. Bijvoorbeeld: twee kamers voor btw-belaste activiteiten en één kamer voor niet-btw-belaste activiteiten en de twee resterende kamers gemengd, betekent dat tweederde van de betaalde btw als voorbelasting mag worden afgetrokken.

 

Bron: Pleinplus.nl