Zieke ondernemer rekent ten onrechte op overheid

Bijna de helft van de ondernemers denkt ten onrechte dat de overheid hen op enigerlei wijze helpt wanneer zij arbeidsongeschikt raken. Vooral vrouwen en jonge ondernemers (tot 34 jaar) hebben dat idee.

AMSTERDAM (AFN) – Bijna de helft van de ondernemers denkt ten onrechte dat de overheid hen op enigerlei wijze helpt wanneer zij arbeidsongeschikt raken. Vooral vrouwen en jonge ondernemers (tot 34 jaar) hebben dat idee.

Dit blijkt uit onderzoek dat bureau Intomart GfK in opdracht van Nationale Nederlanden (NN) heeft gehouden onder vijfhonderd zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en kleine ondernemers met maximaal tien personeelsleden.

Ruim een kwart denkt bij arbeidsongeschiktheid in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering, maar lang niet iedereen krijgt deze ook daadwerkelijk, aldus Lidwien Suur, directeur Inkomen van NN. Ongeveer een op de vijftien ondervraagden verwacht een uitkering boven het niveau van de bijstand, bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering of een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid.

Weinig te bieden

Anderen denken dat de overheid zieke ondernemers helpt met terugkeer naar de arbeidsmarkt. ,,Maar de overheid heeft hen weinig te bieden”, stelt Suur. Ondernemers moeten dat zelf regelen.

Jaarlijks raakt een op de twaalf ondernemers voor korte of lange tijd arbeidsongeschikt. Slechts 40 procent heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Ondernemers denken vaak dat het hen niet zal overkomen, aldus Suur.

Niet-verzekerde zzp’ers denken bij arbeidsongeschiktheid twee derde van hun inkomen kwijt te raken. Kleine ondernemers zijn vaak bang dat de continuïteit van hun bedrijf in het gedrang raakt. Uit het onderzoek blijkt dat de kleine ondernemers bij arbeidsongeschiktheid hulp bij terugkeer naar de arbeidsmarkt op prijs zouden stellen. De meesten weten niet dat verzekeraars die begeleiding kunnen bieden.

Voor aftrek van scholingsuitgaven is geen inkomensverbetering vereist

De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat voor de aftrek van scholingsuitgaven geen inkomensverbetering is vereist. Uit de wetsgeschiedenis maakte de Hoge Raad op dat de wetgever met de regeling van de aftrek voor scholingsuitgaven ‘employability’ heeft willen ondersteunen.

 

Volledig bericht

Kosten die u maakt om nieuwe kennis op te doen of bestaande kennis te verdiepen, zijn onder voorwaarden aftrekbaar als scholingsuitgaven. De uitgaven komen in beginsel voor aftrek in aanmerking als u aan een opleiding bent begonnen met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Als u een opleiding volgt om persoonlijke redenen of om vergroting van de persoonlijke uitrusting, dan bestaat echter geen recht op aftrek. Over de belangrijkste (aanvullende) voorwaarden voor de aftrek van scholingsuitgaven kunt u meer lezen in ons bericht van 6 december 2007.

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of voor de aftrek van scholingsuitgaven is vereist dat sprake is van inkomensverbetering. Hof Arnhem had namelijk impliciet in deze zin beslist. De procedure betrof een man die in 2001 directeur-grootaandeelhouder was van een BV. Hij volgde sinds 1996 een opleiding tot beroepspiloot. Deze opleiding sloot hij in 2001 met succes af. Daarna volgde hij in 2002 nog twee aanvullende opleidingen. In 2006 volgde hij een opleiding tot vlieginstructeur.  Per 1 augustus 2006 was de man als vlieginstructeur/piloot werkzaam. Zijn onderneming had hij verkocht. In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2001 bracht de man de opleidingskosten (na aftrek van een drempel van € 500) als scholingsuitgaven op zijn inkomsten in aftrek. De inspecteur weigerde echter de aftrek. Hij meende dat de uitgaven niet kwalificeerden als scholingsuitgaven, omdat geen sprake zou zijn van een verbetering van de financieel-economische positie van de man. Rechtbank Arnhem stelde de man in het gelijk, maar Hof Arnhem stelde de inspecteur in het gelijk.
 
De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Arnhem echter vernietigd. Uit de wetsgeschiedenis maakte de Hoge Raad op dat de wetgever met de regeling van de aftrek voor scholingsuitgaven ‘employability’ heeft willen ondersteunen. Dat houdt in dat men zich met onder meer scholing wapent tegen de mogelijkheid van terugval van werkgelegenheid in de branche waarin men werkzaam is. Voor de kwalificatie van opleidingskosten als scholingsuitgaven is vereist, dat men met het volgen van die opleiding een bepaald beroep op het oog heeft en in redelijkheid kan verwachten om dat beroep na voltooiing van de opleiding te kunnen uitoefenen. Dit vereiste staat los van de vraag of men met het volgen van de opleiding een inkomensverbetering nastreeft.
 
De Hoge Raad heeft voorts aangegeven dat gedurende de opleiding of studie moet worden beoordeeld of aan het vereiste is voldaan en niet uitsluitend op het tijdstip van aanvang van de studie of opleiding zoals het hof had geoordeeld.
 
Bron: Hoge Raad, 10-4-2009, 08/00312.

‘Hinderlijke regels’ voor zzp’ers al aardig aangepast

FNV Zelfstandigen heeft een jaar geleden een ‘top 10 hinderlijke regels’ voor zelfstandig ondernemers overhandigd aan de staatssecretaris van Financiën, Jan Kees de Jager.

FNV Zelfstandigen heeft een jaar geleden een ‘top 10 hinderlijke regels’ voor zelfstandig ondernemers overhandigd aan de staatssecretaris van Financiën, Jan Kees de Jager.

 

In een jaar tijd is er, mede door druk van FNV Zelfstandigen, serieuze aandacht gekomen voor deze regels en heeft het kabinet diverse stappen genomen om regels voor zzp’ers te verbeteren en te vereenvoudigen. FNV Zelfstandigen ziet echter nog wel verbeterpunten.

Belangrijke veranderingen zijn de sterk vereenvoudigde aanvraag voor de VAR en het verbeteren van de informatie over regels door de overheid. De top 10 van hinderlijke regels is vorig jaar samengesteld op basis van uitgebreide reacties van zo’n 500 zzp’ers. Hieruit kwamen de volgende 10 aanbevelingen voort:

Top tien ‘hinderlijke regels’ zzp’er

  1. VAR: (minimum) aantal opdrachtgevers verminderen
  2. Urencriterium voor de zelfstandigenaftrek naar rato
  3. Wijzigen voorwaarden voor werkruimte aan huis
  4. Eigen regels voor privégebruik bedrijfsauto
  5. Aanbesteding toegankelijk maken voor zelfstandigen
  6. Verlenging geldigheidsduur VAR
  7. Verlaagd BTW-tarief voor meer diensten
  8. Rentevergoeding over betaalde belastingvoorschotten
  9. Toegankelijke en betaalbare AOV
  10. Stimuleren van een betere betalingsmoraal

Bron en meer informatie: FNV Zelfstandigen

Belastingdienst controleert strenger op leaseauto’s

De controles op leaseauto’s door de Belastingdienst zijn de afgelopen periode opgevoerd. Daarbij is ook de informatie van flitspalen gebruikt.

Staatssecretaris Jan Kees de Jager van Financiën kondigde aan dat de controles strenger worden.

De controles op leaseauto’s door de Belastingdienst zijn de afgelopen periode opgevoerd. Daarbij is ook de informatie van flitspalen gebruikt.

 

Staatssecretaris Jan Kees de Jager van Financiën kondigde aan dat de controles strenger worden.

De Belastingdienst heeft vorig jaar een extra bedrag van € 10 miljoen aan boetes en naheffingen voor fraude met leaseauto’s opgelegd. Vooral flitspalen leverden daarvoor veel informatie.

In totaal inde de Belastingdienst in 2008 € 16,5 miljoen, driemaal zoveel als in 2007. Dit komt doordat er meer en betere controles zijn uitgevoerd.
Bron: De Belastingdienst 

Ruud Vergoossen: jaarrekening kleinbedrijf kan afgeschaft worden

Het kabinet heeft besloten de verplichte deponering ervan af te schaffen, de SRA kwam vorige week met de oproep om dat toch vooral niet te doen. Volgens Vergoossen, directeur Vaktechniek bij BDO en hoogleraar externe financiële verslaggeving, missen de huidige jaarrekeningverplichtingen hun doel en een afschaffing leidt tot lagere kosten.

Ruud Vergoossen mengt zich vandaag in Het Financieele Dagblad in de discussie over het al dan niet afschaffen van de jaarrekening van kleine bedrijven. Het kabinet heeft besloten de verplichte deponering ervan af te schaffen, de SRA kwam vorige week met de oproep om dat toch vooral niet te doen. Volgens Vergoossen, directeur Vaktechniek bij BDO en hoogleraar externe financiële verslaggeving, missen de huidige jaarrekeningverplichtingen hun doel en een afschaffing leidt tot lagere kosten.

Vergoossen zegt dat de voorstellen van de Europese Commissie door Nederland omarmd moeten worden. ‘Ik plaats grote vraagtekens bij het nut van de huidige publicatieplicht, omdat deponering bij het handelsregister pas uiterlijk dertien maanden na balansdatum hoeft plaats te vinden. Daarnaast gaat het bij kleine ondernemingen slechts om een gecomprimeerde balans met toelichting die bovendien niet is onderworpen aan accountantscontrole. De toegevoegde waarde van deze informatieverschaffing tendeert naar nul,’ aldus Vergoossen. Hij wijst bovendien op  een recent onderzoek waaruit blijkt dat meer dan 40% van de ondernemingen überhaupt niet aan de deponeringsplicht voldoet en dat het met de handhaving matig is gesteld.

 

Vergoossen: ‘Het is van tweeën één: de naleving van de deponeringsplicht wordt afgedwongen of deze plicht wordt afgeschaft. De jaarrekening van micro-entiteiten wordt daarnaast vaak slechts gebruikt door kredietverschaffers die de informatie bij de onderneming zelf kunnen opvragen. Ook het kostenaspect moet in ogenschouw worden genomen. Kostenbesparingen kunnen vooral worden gerealiseerd bij het handelsregister en de Belastingdienst die de naleving van de deponeringsplicht controleert. De administratievelastenverlichting voor individuele micro-entiteiten in Nederland zal overigens beperkt zijn. Sinds medio vorig jaar kunnen kleine ondernemingen volstaan met een jaarrekening gebaseerd op de vermogensopstelling en winstberekening uit de belastingaangifte.’

 

De vrees dat de voorstellen van de Europese Commissie leiden tot omzetverlies voor accountants is volgens Vergoossen ongegrond en niet gepast. ‘De ondernemingen waar het hier over gaat, hoeven hun jaarrekening immers niet verplicht te laten controleren door een accountant. Binnenkort houdt het NIVRA een rondetafelconferentie over de voorstellen van de Europese Commissie. Ik hoop en verwacht dat de discussie zich niet beperkt tot kortetermijnbelangen van het accountantsberoep.’